Een huurder huurt een woning van een woningcorporatie. De huurder staat onder bewind. De woningcorporatie vordert ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege ernstige en structurele overlast door de huurder en/of haar vriend. De kantonrechter wijst de vorderingen toe. De huurder/de bewindvoerder gaat in hoger beroep. Het hof is het echter eens met de kantonrechter en bekrachtigt het vonnis.

De feiten

De huurder huurt sinds 20 maart 2018 een woning en scootermobielplaats van een woningcorporatie. Op de huurovereenkomst zijn de algemene bepalingen van de woningcorporatie van toepassing. Bij beschikking van 31 mei 2018 is de huurder onder bewind gesteld. Bij de woningcorporatie komen aanhoudend overlastmeldingen binnen over de huurder. Het gaat onder meer om: geluidsoverlast door harde muziek, bedreigingen, intimidaties, schelden en provoceren van buurtbewoners. Er vinden meerdere gesprekken plaats met de huurder en de huurder wordt schriftelijk meerdere malen erop gewezen en gewaarschuwd dat de overlast (door haar vriend) moet stoppen. De overlast stopt niet. Op 1 mei 2020 stuurt de woningcorporatie de gemachtigde van de huurder een brief met het verzoek de huur zelf op te zeggen, ter voorkomen van een gerechtelijke procedure.

Procedure kantonrechter

De huurder zegt de huur niet op, waarop de woningcorporatie een procedure tot ontbinding en ontruiming start. De woningcorporatie legt aan haar vorderingen ten grondslag dat de huurder en/of haar vriend ernstige overlast veroorzaken voor omwonenden en daarmee tekortschiet in haar verplichtingen uit de huurovereenkomst, de algemene bepalingen alsmede haar wettelijke plicht zich als goed huurder te gedragen. De niet nakoming rechtvaardigt volgens de woningcorporatie de ontbinding van de huurovereenkomst. De kantonrechter geeft aan dat de gedragingen van de vriend aan de huurder kunnen worden toegerekend en wijst, na getuigen te hebben gehoord, de vorderingen van de woningcorporatie toe.

Hoger beroep

De huurder/de bewindvoerder gaat in hoger beroep. Het hof stelt voorop dat de huurder niet alleen aansprakelijk is voor haar eigen gedragingen maar ook voor die van haar vriend die zich met haar goedvinden in haar woning bevond en tegen wie de huurder niet heeft opgetreden. Volgens het hof hebben de gehoorde getuigen uitvoerig en gedetailleerd verklaard over misdragingen van de vriend. Het hof acht de mate van overlast en de duur daarvan dusdanig ernstig dat deze grond oplevert voor ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. De persoonlijke omstandigheden van de huurder zijn volgens het hof niet voldoende om toepassing te geven aan de zogenaamde ‘tenzij-clausule’.

Het hof verwerpt het hoger beroep en bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter.

Gerechtshof Den Haag 10 januari 2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:5

Dit bericht is geschreven door Irwin Dankoor voor het huurrecht tijdschrift ‘Opmaat huurrecht +’ van Sdu en daar eerder gepubliceerd op 26 januari 2023.