De feiten

Huurder is als gevolg van een spier/zenuwaandoening rolstoelafhankelijk en hulpbehoevend. Huurder sluit op 24 februari 2000 een schriftelijke huurovereenkomst met (de rechtsvoorganger van) verhuurder welke ziet op een woning. De huurovereenkomst heeft een aanhangsel die de huurovereenkomst koppelt aan de zorg die wordt verleend door een zorgaanbieder. De huurder heeft ook een mondelinge zorgovereenkomst gesloten met deze zorgaanbieder. De zorgovereenkomst is opgezegd door de zorgaanbieder. De verhuurder vordert primair ontruiming van de woning. De huurder staat onder bewind waardoor de verhuurder de bewindvoerder dagvaardt.

Juridisch kader

Onderbouwing vordering

De verhuurder stelt dat sprake is van een gemengde overeenkomst die zowel elementen bevat van zorg als van huur. Omdat de zorgovereenkomst door de zorgaanbieder is opgezegd, is de huurovereenkomst van rechtswege geëindigd en verblijft de huurder zonder recht of titel in de woning, aldus de verhuurder. De huurder, althans de bewindvoerder, betwist een en ander gemotiveerd.

Oordeel kantonrechter: gemengde overeenkomst?

De kantonrechter beoordeelt eerst of er sprake is van een gemengde overeenkomst. Van een gemengde overeenkomst is volgens de kantonrechter sprake wanneer een overeenkomst voldoet aan de omschrijving van twee door de wet geregelde bijzondere soorten overeenkomsten. De kantonrechter stelt vast dat de huurder hulpbehoevend is en dat de woning die huurder huurt (en ook de overige 21 woningen in het cluster) bestemd is voor mensen die vanwege een ernstige lichamelijke handicap hulpbehoevend zijn. Uit het aanhangsel bij de huurovereenkomst blijkt dat onder meer is bedoeld de huurovereenkomst te koppelen aan de zorg die de zorgaanbieder aanbiedt. Het staat vast dat de huurder en de zorgaanbieder een mondelinge zorgovereenkomst hebben gesloten. Ook blijkt uit het aanhangsel dat er sprake is van een samenwerkingsovereenkomst tussen de verhuurder en de zorgaanbieder en ontvangen zij beide overheidssubsidie voor de 22 woningen.

De kantonrechter geeft aan dat er weliswaar sprake is van twee afzonderlijke overeenkomsten, maar dat die overeenkomsten als een samenhangend geheel moeten worden beschouwd, die niet kunnen worden gesplitst. Er is wel sprake van onverenigbaarheid: de regels van opzegging van een huurovereenkomst woonruimte en die van een zorgovereenkomst zijn niet verenigbaar. In deze gemengde overeenkomst overheerst het zorgelement volgens de kantonrechter. Het gaat om ondersteuning aan mensen met een ernstige handicap. De woningen zijn daarvoor aangepast en er wordt zorg verleend door een zorgaanbieder, die een eigen unit heeft binnen het cluster van 22 woningen. Ook wordt er subsidie verleend voor het zorgproject.

Conclusie

De zorgovereenkomst is opgezegd door de zorgaanbieder. Deze opzegging impliceert dat ook het huurgedeelte van de overeenkomst is opgezegd, omdat de overeenkomsten als een geheel worden beschouwd, aldus de kantonrechter. Dit leidt tot de conclusie dat de huurder zonder recht of titel in de woning verblijft. De primaire vordering wordt toegewezen. De bewindvoerder wordt veroordeeld de woning met alle personen en zaken te ontruimen. De ontruimingstermijn wordt bepaald op twee maanden na datum vonnis. De verhuurder heeft tijdens de mondelinge behandeling te kennen gegeven het vonnis niet te executeren zolang huurder haar medewerking verleent aan het zoeken naar een andere passende woonruimte. De bewindvoerder wordt als procespartij in de proceskosten veroordeeld.

Rechtbank Rotterdam 13 januari 2022, ECLI:NL:RBROT:2022:1718

Dit bericht is geschreven door Irwin Dankoor voor het huurrecht tijdschrift ‘Opmaat huurrecht +’ van Sdu en daar eerder gepubliceerd op 9 maart 2022.