De vraag of een publicatie onrechtmatig is, hangt af van twee min of meer gelijkwaardige rechten. Enerzijds het recht op uitingsvrijheid en anderzijds het recht op bescherming van eer en goede naam/bescherming van de persoonlijke levensfeer. 

Het beeld wat in de rechtspraak naar voren komt, is dat de uitlatingen voldoende steun moeten vinden in het op dat moment aanwezige feitencomplex/bewijsmateriaal (kan je de beschuldigingen staven met feiten). De uitlatingen mogen in beginsel enigszins beledigend zijn, maar niet nodeloos grievend. En de uitlatingen moeten wel een (publiekelijk) doel hebben. Bijvoorbeeld het aan de kaak stellen of iemand wel geschikt is voor zijn vak, of nog een stap verder, de maatschappij beschermen tegen zo’n persoon.

Criteria

Meer in zijn algemeenheid zal een rechter kijken onder welke omstandigheden de uitingen zich hebben voorgedaan. De volgende omstandigheden zijn door de Hoge Raad met name relevant geacht voor het oordeel of een publicatie onrechtmatig is (standaard uitspraak van de Hoge Raad van 24 juni 1983[1]): 

  • De aard van de gepubliceerde verdenkingen en de ernst van de te verwachten gevolgen voor degene op wie de verdenkingen betrekking hebben;
  • De ernst van de misstand welke de publicatie aan de kaak beoogt te stellen;
  • De mate waarin de verdenkingen ten tijde van de publicatie steun vonden in het toen beschikbare feitenmateriaal;
  • De inkleding van de verdenkingen;
  • De mate van waarschijnlijkheid dat in het algemeen belang het nagestreefde doel langs andere, voor de wederpartij minder schadelijke wegen met een redelijke kans op spoedig succes had kunnen worden bereikt;
  • De kans dat de betreffende informatie ook zonder de verweten terbeschikkingstelling aan de pers in de publiciteit zou zijn gekomen.

 Voorbeelden in de rechtspraak: niet onrechtmatig

Een voorbeeld van een casus waarbij de uitlatingen niet onrechtmatig waren, is een uitspraak van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 1 mei 2012[2]. In die uitspraak ging het om twee concurrerende bedrijven die beide 09xastrolijnen exploiteren (spirituele consulent). De bestuurder van het ene bedrijf noemde de bestuurder van het andere bedrijf in verschillende publicaties ‘pornoboer’ en ‘sexbaron’. Het gerechtshof vond in beginsel dat die uitlatingen neutraler hadden gekund, maar omdat het bedrijf wel degelijk kon worden ‘gelinkt’ aan de seksindustrie, vond het gerechtshof de uitlatingen niet onrechtmatig.

Ook in een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, sector civiel van 15 augustus 2012 werd geoordeeld dat de uitlatingen voldoende steun vonden in het beschikbare feitenmateriaal[3]. Dit betrof een casus waarbij er door een financiële dienstverlener een beleggingsproduct/fonds via een brochure werd aangeboden. Een financieel adviseur schreef vervolgens een kritisch stuk op internet over de brochure, waarin hij onder meer het publiek wees op de eventuele gebreken en risico’s van de fondsen.

In een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, sector civiel van 31 mei 2006 werd geoordeeld dat de publicatie van een journalist niet onrechtmatig was[4]. In het artikel van de journalist werden een projectontwikkelingbedrijf en zijn eigenaren beschuldigd van oplichting, door met name het citeren van uitspraken van meerdere slachtoffers van het projectontwikkelingbedrijf. Wat van belang is in deze uitspraak, is dat de rechtbank frauduleus handelen een ‘niet geringe misstand’ noemt: ‘er is een hoog maatschappelijk belang mee gemoeid dat zulke misstanden publiekelijk aan de kaak worden gesteld.’ In deze zaak speelde overigens wel mee dat het ging om citaten/beschuldigingen van meerdere personen. 

Voorbeelden in de rechtspraak: wel onrechtmatig

In een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 18 september 2012 oordeelde het gerechtshof dat de in die casus geuite beschuldigingen op internet, geen steun vonden in het toentertijd beschikbare feitenmateriaal, waardoor de gewraakte uitlatingen dienden te worden verwijderd[5]. In die zaak ging het om een persoon die twee operaties had ondergaan en zich nadien voor een consult wendde tot een medicus. De medicus brak het consult daarna af. De persoon beschuldigde de medicus vervolgens onder meer van het verzwijgen van ernstige medische fouten van collega-artsen, schending van zijn wettelijke zorgplicht en falen als neuroloog (maar deze beschuldigingen waren volgens het gerechtshof dus niet onderbouwd/ongefundeerd).

En ook in een uitspraak van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo van 18 april 2012 werd geoordeeld dat de gewraakte uitlatingen (op blogs en een twitteraccount) onrechtmatig waren[6]. De  uitlatingen waren volgens de voorzieningenrechter suggestief, grievend en zeer verstrekkend. Deze uitlatingen betroffen beschuldigingen van een persoon aan het adres van een bedrijf genaamd Total Telecom Lux Sarl en haar directeur, dat zij actief waren in de porno-industrie en dat er door hen werd gefraudeerd. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de feiten deze uitlatingen niet ondersteunden. Opvallend is wel dat het gerechtshof te ‘ s-Hertogenbosch in de hiervoor genoemde uitspraak van 1 mei 2012  (dat ging ook om uitlatingen aan het adres van Total Telecom Lux Sarl), juist oordeelde dat de uitlatingen in de trant van  ‘banden met de sexindustrie’ weer wel toelaatbaar waren. In die uitspraak werden de uitlatingen dus wel voldoende onderbouwd.  

In een uitspraak van de voorzieningenrechter in de rechtbank te ’s-Gravenhage van 21 november 2007, werd ook geoordeeld dat de daar genoemde uitspraken onrechtmatig waren[7]. Met name omdat de uitspraken volgens de rechtbank disproportioneel waren. In deze zaak ging het om een klant van Vodafone die zijn (in zijn ogen) negatieve ervaringen met een medewerkster van Vodafone op zijn website publiceerde.

Resumerend

Uit verscheidene uitspraken komt een beeld naar voren dat met name van belang is of de beschuldigingen steun vinden in het op dat moment beschikbare feitenmateriaal (in combinatie met het zakelijk belang om de misstand aan de kaak te stellen). Als de beschuldiging voldoende wordt ondersteund door feiten/bewijsmiddelen, zal een publicatie in beginsel niet snel als onrechtmatig worden aangemerkt. Zelfs niet als je je in scherpe bewoordingen uitlaat.

Voor vragen of opmerkingen naar aanleiding van dit artikel kunt u contact opnemen met Irwin Dankoor (tel: 06-55806530 dan wel email: info@dankooradvocatuur.nl).


[1] Hoge Raad, 24 juni 1983, LJN: AD2221

[2] Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, 1 mei 2012, LJN: BW5415.

[3] Rechtbank Amsterdam sector civiel, 15 augustus 2012, LJN: BX8159.

[4] Rechtbank Rotterdam sector civiel, 31 mei 2006, LJN: AX8931.

[5] Gerechtshof Arnhem, 19 september 2012, LJN: BX9224.

[6] Voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, 18 april 2012, LJN: BW3330.

[7] Voorzieningenrechter in de rechtbank ‘s-Gravenhage, 21 november 2007, LJN:BB8427.