Dat het lastig blijft rechtsgeldig een relatie- en/of concurrentiebeding aan te gaan, blijkt wel uit een arrest van de Hoge Raad van 3 maart 2017.[1] In die zaak ging de ex-werknemer ervandoor met 50 klanten van zijn voormalige werkgever. De Hoge Raad oordeelde, net zoals het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in eerdere aanleg, dat het relatiebeding niet rechtsgeldig tot stand was gekomen waardoor de werkgever geen aanspraak kon maken op de gevorderde boete van maar liefst € 294.190,60 wegens schending van het relatiebeding.
Hoofdregel
In de wet (artikel 7:653 BW) is opgenomen dat een concurrentiebeding slechts rechtsgeldig kan worden aangegaan als deze schriftelijk is overeengekomen.[2] Door de Hoge Raad is in het verleden al eens uitgemaakt dat dit wetsartikel ook ziet op een relatiebeding. De gedachte van het schriftelijkheidsvereiste is dat de werknemer de consequenties van een concurrentie-/relatiebeding goed heeft overwogen. Dit betekent dat het schriftelijkheidsvereiste strikt moet worden uitgelegd: er is geen ruimte voor een soepel oordeel over wat schriftelijk is.
Relatiebeding staat in ander document
Wel kan er in de arbeidsovereenkomst worden verwezen naar een document waarin het relatiebeding staat. Er moet dan worden voldaan aan een van de volgende vereisten: 1) het document dient als bijlage bij de arbeidsovereenkomst te zijn gevoegd en er moet in de arbeidsovereenkomst naar het document worden verwezen of 2) de werknemer heeft in de arbeidsovereenkomst uitdrukkelijk verklaard dat hij instemt met het concurrentiebeding. Voor beide gevallen geld uiteraard dat de werknemer de arbeidsovereenkomst moet hebben ondertekend.
Casus arrest Hoge Raad 3 maart 2017
Nu terug naar het arrest van 3 maart 2017 en de wijze waarop de werkgever het relatiebeding contractueel had vastgelegd. In artikel 8 van de arbeidsovereenkomst stond vermeld dat de arbeidsovereenkomst nader was uitgewerkt in arbeidsvoorwaarden, die bij de arbeidsovereenkomst waren gevoegd en daarmee een ondeelbaar geheel vormden. Ook stond in artikel 8 dat de werknemer kennis had genomen van de arbeidsvoorwaarden en dat de werknemer verklaarde met de arbeidsvoorwaarden akkoord te gaan. De werknemer had alle pagina’s van de arbeidsovereenkomst geparagrafeerd en de arbeidsovereenkomst op 28 januari 2003, tezamen met de werkgever, ondertekend. Het relatiebeding zelf stond in de arbeidsvoorwaarden.
Een eerste lezing van artikel 8 doet vermoeden dat dit afdoende zou moeten zijn om het relatiebeding van toepassing te laten zijn. Immers: artikel 8 levert dwingend bewijs op dat de arbeidsvoorwaarden bij de arbeidsovereenkomst waren gevoegd, behoudens tegenbewijs. Daarnaast blijkt uit de getuigenverhoren die in de procedure hebben plaatsgevonden, dat de werknemer de arbeidsvoorwaarden in ieder geval in januari 2002 in zijn bezit had.[3] En toch oordeelt de Hoge Raad dat het relatiebeding niet rechtsgeldig overeen is gekomen. De Hoge Raad laat het oordeel van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in stand dat weliswaar bewezen is dat de arbeidsvoorwaarden op enig moment in het bezit waren van de werknemer, maar niet dat de arbeidsvoorwaarden de werknemer in samenhang met de arbeidsovereenkomst van 28 januari 2003 ter beschikking zijn gesteld. De werknemer was dus geslaagd in het te leveren tegenbewijs dat de arbeidsvoorwaarden hem niet bij het tekenen van de arbeidsovereenkomst ter beschikking zijn gesteld. Omdat vast stond dat de werknemer niet uitdrukkelijk in de arbeidsovereenkomst had verklaard in te stemmen met het relatiebeding, was het relatiebeding niet rechtsgeldig overeengekomen. De werkgever kon dus fluiten naar zijn centen.
Betekent dit nu dat iedere andere werkgever die een arbeidsovereenkomst met een vergelijkbaar artikel als artikel 8 opstelt, zoals deze werkgever heeft gedaan, niet rechtsgeldig een relatiebeding kan overeenkomen? Ik denk het niet. Artikel 8 van de arbeidsovereenkomst en ook het relatiebeding zelf zitten goed in elkaar. Alleen in deze specifieke casus hebben (kennelijk) de getuigenverhoren de werkgever de das om gedaan. Het blijft in ieder geval raadzaam je goed te laten voorlichten alvorens je een concurrentie- en/of relatiebeding aangaat.
Voor vragen of opmerkingen naar aanleiding van dit artikel kunt u contact opnemen met Irwin Dankoor (tel: 06-55806530 dan wel email: info@dankooradvocatuur.nl)
[1] Hoge Raad 3 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:364.
[2] Met de invoering van de WWZ is als extra voorwaarde opgenomen dat het concurrentiebeding in beginsel alleen in een contract voor onbepaalde tijd mag worden opgenomen.
[3] De werknemer was voordat hij in dienst trad van de werkgever, eerst werkzaam bij een bedrijf waarvan de werkgever op enig moment de aandelen had verworven. Dat bedrijf hanteerde dezelfde arbeidsvoorwaarden.